Eén van de bekendste uitspraken van de Heere Jezus is opgeschreven door de evangelist Johannes: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’ (Johannes 14:6). Als we naar de Hebreeuwse betekenis van deze tekst kijken, dan komen we tot diepere inzichten in Wie Jezus is.
Bijna alles wat de Heere Jezus verkondigde komt uit het Oude Testament. Daar worden de woorden weg, waarheid en leven voortdurend gebruikt als synoniemen voor de Thora, de Joodse wet die Jezus Zelf ook naleefde. Een paar voorbeelden zijn:
Psalm 119:1 – Gelukkig wie de volmaakte weg gaan en leven naar de wet van de Heere.
Psalm 119:42 – Uw gerechtigheid is gerechtigheid voor eeuwig, Uw wet berust op waarheid.
Deuteronomium 32:46,47 – Neem al de woorden waarmee ik u heden waarschuw, ter harte, zodat u uw kinderen gebiedt al de woorden van deze wet nauwlettend te houden. Want het is geen woord zonder inhoud voor u, maar het is uw leven.
Het Woord is vlees geworden
De toehoorders van Jezus waren allemaal Joden en bekend met de woorden weg, waarheid en leven als verwijzing naar de Thora. Jezus probeerde hen dus duidelijk te maken dat Hij de vleeswording van Gods Woord is, zoals Johannes al beschrijft in zijn eerste hoofdstuk (‘En het Woord is vlees geworden’, Johannes 1:14a).
Maar er is meer. De woorden weg, waarheid en leven hebben in het Hebreeuws een betekenis die wijst op de Heere Jezus. Jezus zegt dat Hij de Halacha (weg), de Emet (waarheid) en het Chai (leven) is.
Jezus is de Weg
De Halacha is de weg van de inzettingen en geboden van God. Het komt van het woordje halach, dat ‘lopen’ of ‘gaan’ betekent. Hiermee wordt bedoeld dat dit de weg is die Joden moeten bewandelen. Het kan niet anders dan dat Jezus vertrouwd was met de inhoud van de Halacha, die naast de Thora zelf ook rabbijnse commentaren daarop bevat. Jezus zei niet dat Hij de waarheid over de Halacha sprak, maar dat Hij de waarheid Zelf is. Hij is het Pad dat gevolgd moet worden, zodat men niet uitkomt bij de dood (Spreuken 14:12).
Jezus is de Waarheid
Het Hebreeuwse woord voor waarheid is ‘emet’. In het Hebreeuws schrijf je dat met drie letters: een aleph, een mem en een tav. De aleph is de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet en de tav de laatste. Dit symboliseert Wie Jezus is: het begin en het einde. Omdat men in het Bijbelse Hebreeuws nog geen cijfers kende, werden getallen uitgedrukt met letters. Elke letter had een eigen getalswaarde (net als Romeinse cijfers). De letter mem heeft als getalswaarde 40. Dit staat in de Bijbel symbool voor de volheid van de tijd. De zondvloed duurde 40 dagen, het volk Israël trok 40 jaar door de woestijn en Jezus vastte na Zijn doop 40 dagen. De letter mem, de middelste letter in het Hebreeuwse alfabet, tussen de aleph en de tav geeft in het woordje emet dus aan dat Jezus er is, zal zijn en altijd al is geweest.
Jezus is het Leven
Alles in het leven van Jezus staat in het teken van ‘leven’. Hij wekte doden tot leven, is de Sleutel tot het eeuwige leven en overwon uiteindelijk Zelf de dood. Hij gaf Zijn leven zodat wij kunnen leven. In het Hebreeuws is er een letter die ‘leven’ betekent, de letter chai. ‘Chai’ neemt een centrale rol in in de Joodse traditie. De menora, de zesarmige kandelaar, wordt bijvoorbeeld de ets chaim genoemd. Dat is Hebreeuws voor boom des levens en verwijst naar de boom in het paradijs waardoor Adam en Eva eeuwig leven hadden kunnen krijgen. Jezus noemt Zichzelf het Brood des levens. In Hem is de boom des levens weer beschikbaar voor mensen. Jezus is ook het Licht der wereld. Daarmee is Hij dus de belichaming van de menora.
Jezus verlost de volken
Dat wordt ook duidelijk in Psalm 67. Deze Psalm is opgebouwd in de vorm van een menora. De eerste drie verzen bestaan uit twee regels, het middelste vers uit drie regels en de laatste drie verzen weer uit twee regels. Precies de vorm van een menora! Lees het maar na: vers 5 is het midden van de kandelaar, met aan beide kanten drie verzen die de zes armen van de menora uitbeelden. Vers 2,3 en 4 aan de linkerkant en vers 6,7 en 8 aan de rechterkant. Het middelste woord van deze Psalm is ‘ammim’, volken. Dat maakt duidelijk wat centraal stond in het lijden, sterven en de opstanding van de Heere Jezus: de verlossing van de volken.