Wereldleiders zijn constant bezig met Israël en het Midden-Oosten. Toen president Trump besloot om Jeruzalem als hoofdstad van Israël te erkennen, noemde het NOS Journaal dit ‘het meest gevoelige punt in de wereldpolitiek’. Gek genoeg hebben christenen niet veel aandacht voor Israël.
De kerk volgt Jezus, maar zegt eigenlijk tegen Hem: ‘Uw volk, Uw familie, daar hebben wij niks mee’. Hier lees je drie redenen waarom christenen wél iets met Israël zouden moeten hebben.
1. Israël is de geboortegrond van de kerk
Het begon allemaal met Israël: het heil van de christenen komt uit de Joden. Zij zijn de wortel van het christendom. Christenen zijn geënt op de olijfboom, wat betekent dat we officieel niet bij die boom hoorden.
De christelijke kerk, de gemeente van Jezus Christus, is begonnen binnen Israël. De eerste christenen waren allemaal Joden en de Heilige Geest werd ook over de Joden uitgestort. Pas later werden niet-Joden bekeerd tot het christendom: de Ethiopiër (Handelingen 8) en de mensen van het huis van Cornelius (Handelingen 10).
2. Christenen sluiten zich aan bij het volk van God
Efeziërs 2:11-12: Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld.
Paulus wil goed duidelijk maken dat we bewust moeten zijn van waar we vandaan komen. Wij als niet-Joden, heidenen, leefden ver van God, zonder hoop en zonder verbonden. Van Israël kan dat niet gezegd worden. Christus is altijd bij de Joden geweest. De Joden hadden wel hoop, hadden wel het burgerschap en hadden wel de verbonden van de belofte. Deze voorrechten waren verbonden aan Israël, niet aan de heidenen.
Het is door het bloed van Christus dat christenen ook toegang krijgen tot de Vader. Dit is dus een beweging van de christenen richting de Joden, terwijl veel christenen denken dat de Joden een beweging richting de kerk moeten maken. Joden die tot geloof komen in Christus, blijven Joden. Paulus bleef een Jood na zijn bekering. Zelfs Jezus bleef een Jood.
Toen steeds meer niet-Joden tot geloof kwamen in Christus ontstonden er discussies binnen de gemeente. Het was niet duidelijk voor de gelovigen of de heidenen nu ook jood moesten worden en zich dus aan de wetten en voorschriften moesten houden, zoals de besnijdenis. Dat is wat je ziet gebeuren in de brieven van Paulus. Paulus geeft aan dat de heidenen zich hier niet aan hoeven te houden; er was dus een tweesporenbeleid nodig.
Je kunt zijn brieven niet begrijpen als je de achtergrond en het spanningsveld tussen de Joden en niet-Joden negeert. Uit dit spanningsveld blijkt dat het Bijbels is dat de Joden ook daadwerkelijk jood bleven.
3. Israël en de kerk: eenheid in verscheidenheid
Efeziërs 2:14-1: Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren.
Het is Gods plan dat de Joden en niet-Joden elkaar in de kerk ontmoeten. Samen typeren ze het lichaam van Christus. Op het tempelplein stond een muur, om niet-Joden tegen te houden zodat ze de tempel niet in konden gaan. Door Christus is die tussenmuur afgebroken en mogen wij samen met de Joden tot God komen.
Opvallend in deze tekst is dat beide groepen, niet-Joden en Joden, benoemd worden: ‘u die veraf was’, en ‘hen die dichtbij waren’. Samen worden ze in één lichaam verzoend door het kruis. Het woord ‘één’ in deze verzen duidt op eenheid tussen de twee groepen, eenheid in verscheidenheid.
Efeziërs 2:18-19: Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader. Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God.
Wij als heidenen worden mede-erfgenamen en mededeelgenoten van de beloften van Christus door het evangelie. Dit was Gods plan voor de kerk: het samen optrekken van Israël en mensen uit de volkeren.
Dit artikel is geschreven op basis van de lezing van Ds. Oscar Lohuis tijdens de Israëlcursus op 7 maart 2018.