We geloven dat de Heere Jezus de weg, de waarheid en het leven is. Maar wanneer we onszelf met dat geloof boven anderen gaan stellen, moeten we oppassen.
Ik herinner me nog goed hoe ik als student van een jaar of twintig in het boek Onversneden Christendom van C.S. Lewis las over ‘de grote zonde’. Hoogmoed. Hierin legt hij zonneklaar uit wat hoogmoed precies is:
“Hoogmoedig word je van de vergelijking; die geeft het genoegen van boven anderen te staan.”
So far so good. Ik had niet het gevoel dat ik mezelf boven anderen plaats. Maar toen Lewis de hoogmoed betrok op je relatie met God, ben ik me wezenloos geschrokken.
God (niet) kennen
“Bij God kom je te staan tegenover iets dat in ieder opzicht onmetelijk ver boven jouzelf verheven is. Zolang je God zo niet kent — en jezelf dan ook niet kent als zijnde niets in vergelijking daarmee — ken je God helemaal niet. Zolang je hoogmoedig bent kun je God niet kennen. Een hoogmoedig mens kijkt altijd op dingen en mensen neer, en zolang je neerkijkt, zie je uiteraard niets boven je.”
“Dan dient Hij alleen als instrument om onze eigen positie te verstevigen, om ons eigen gelijk te bevestigen.”
Een prima christen
Ik was vurig christen. Deed evangelisatiewerk in de zomer, hielp bij jongerenweekends, las veel in de Bijbel… Ik voelde me eigenlijk wel prima. Maar ik had (en heb) ook de neiging om daarmee op anderen neer te kijken. Om in de vergelijking met ‘andere christenen’ best tevreden te zijn over mijn geloofsleven. En toen ik zo Lewis’ woorden las, besefte ik dat ik me wel degelijk boven anderen plaatste. Maar nu nog veel gevaarlijker. Ik deed het in mijn relatie met God.
“Hoe kunnen mensen die overduidelijk door hoogmoed verteerd worden toch zeggen dat zij in God geloven en in eigen ogen heel godsdienstig zijn? Ik vrees dat dit betekent dat zij een denkbeeldige God vereren. Ze geven theoretisch wel toe dat ze in de aanwezigheid van deze hersenschimmige God nietig zijn, maar stellen zich in feite steeds voor hoe goed Hij hen vindt en hoeveel beter dan gewone mensen; dat wil zeggen: ze betalen Hem een paar stuivers denkbeeldige nederigheid om er honderd gulden Hoogmoed tegenover medemensen voor terug te krijgen. Ik vermoed dat Christus aan dit soort mensen dacht toen Hij zei dat sommigen over Hem zouden prediken en in zijn naam duivels zouden uitdrijven maar aan het einde der tijden te horen zouden krijgen dat Hij hen nooit gekend heeft.
En in deze dodelijke valstrik kunnen wij allemaal ieder moment terechtkomen. Dit valt gelukkig te toetsen. Wanneer je merkt dat je godsdienstige leven het gevoel geeft dat je goed bent — en vooral: dat je beter dan een ander bent — kun je er denk ik altijd van op aan dat niet God maar de duivel met je bezig is. Het ware bewijs van Gods aanwezigheid is dat je ofwel jezelf helemaal vergeet, ofwel jezelf ziet als iets kleins en smerigs. Het beste is dat je jezelf helemaal vergeet.”
Ik ben die les nooit vergeten. Ik betrap mezelf er nog dagelijks op en vraag aan God om nederigheid.
Israël
Toen ik bij Christenen voor Israël kwam werken en me in Gods plan met Israël te verdiepen, kwam ik die les opnieuw tegen. Het volk Israël speelt een centrale rol in Gods woord en in Zijn plan met deze wereld. Het feit dat de Heere het volk Israël uitverkoos is niet altijd een ‘blijde boodschap’. Sterker nog: de kerk heeft zich eeuwenlang aan dat beeld ontworsteld. Door de vervangingstheologie konden christenen zichzelf de hoofdrol in Gods plan toebedelen.
Maar waarom die vervanging? Waarom moest Israël aan de kant? Omdat wij ‘beter’ waren? En daar heb je die vergelijking …
Hoogmoed
Dat wat ons als christenen het idee geeft ‘beter’ te zijn dan het volk Israël, is onze acceptatie van de Heere Jezus als “de weg, de waarheid en het leven”. Maar als we dat gaan gebruiken om onszelf boven anderen te plaatsen, dan zou Jezus voor ons tot een bron van hoogmoed kunnen worden. Dan dient Hij alleen als instrument om onze eigen positie te verstevigen, om ons eigen gelijk te bevestigen. En dan klinken die woorden van Lewis toch heel logisch:
“Ik vermoed dat Christus aan dit soort mensen dacht toen Hij zei dat sommigen over Hem zouden prediken en in Zijn naam duivels zouden uitdrijven maar aan het einde der tijden te horen zouden krijgen dat Hij hen nooit gekend heeft.”
Laten we er voor waken dat we als kerk nederig blijven. Dat we de Heere loven om Zijn rijke genade en ontferming. En dat we die nederigheid ook betonen aan het volk dat Hij koos om daardoor de hele schepping tot zegen te zijn. Heere, maak ons zo dienstbaar aan Uw volk!