fbpx

Bijbelstudie / God leidt

Deel deze post:
Lees ook:

Elke week wordt wereldwijd in de synagogen een gedeelte (‘parasha’) uit de Thora gelezen. Zo gaat het Joodse volk in een jaar tijd de eerste vijf boeken van de Bijbel door. In de rubriek Met Israël de Bijbel door bespreken we op isreality.nl wekelijks dit Thoragedeelte en kijken we naar wat dit voor ons als christenen betekent.

De Thoralezing van deze week gaat verder over het leven Jacob. De nadruk ligt dit keer op de hereniging met zijn oudere broer Esau: Genesis 32:4 tot en met Genesis 36:43.

Begin

De lezing begint bij Jacob die wat dienstknechten vooruit stuurt om Esau te ontmoeten. De twee broers hadden elkaar niet gesproken sinds Jacob wegvluchtte uit angst om gedood te worden door Esau. Jacob had geen idee of Esau’s woede inmiddels wat was weggezakt of dat Esau hem nog steeds uit de weg wilde ruimen.

Doodsangsten

Toen Jacob’s dienstknechten vervolgens terugkwamen om te vertellen dat Esau met 400 man langs wilde komen, stond Jacob natuurlijk doodsangsten uit. Ervan uitgaande dat Esau zou komen om hem te doden verdeelde Jacobs alvast zijn vee in tweeën zodat in ieder geval een helft ongedeerd weg kon komen.

Verlossing

Op dit punt (vers 12) schreeuwt Jacob wanhopig tot God om verlossing en herinnert Hem voor de zekerheid even aan Zijn beloften aan Jacob. Die nacht, niet wetende wat de volgende dag zou brengen, blijft Jacob alleen achter. Hij worstelt de hele nacht met een onbekend figuur. Toen deze verschijning zag dat hij het niet van Jacob kon winnen verwondt hij met een laatste krachtsinspanning het dijbeen van Jacob.

Ik laat u niet gaan

Nog steeds geeft Jacob zich niet gewonnen. Hij zegt: ‘Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent.’ De figuur verandert Jacobs naam naar Israël en zegent hem. Na deze worsteling ziet Jacob zijn broer Esau in de verte naderen. Nederig buigt hij zeven keer voor hem. De twee broers omhelzen elkaar en huilen samen.

‘Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent.’

Belofte

De gebeurtenissen in aanloop naar de verzoening tussen Jacob en Esau zijn indrukwekkend en vandaag nog steeds relevant voor Gods volk. Jacob vreesde dat de volgende dag zijn laatste zou kunnen zijn, maar toch herinnerde Jacob God aan Zijn belofte: ‘Ik zal je zegenen en maak je nageslacht als het zand van de zee, te groot om te worden geteld.’

Wend je tot God

Als Jacob zou zijn gedood nadat hij twintig jaar voor Laban had gewerkt zou dat nou niet echt een zegen zijn geweest. Maar hoewel Jacob’s situatie er onzeker uitzag, waren Gods beloften dat zeker niet. Dat is een hele bemoediging om te onthouden als we kijken naar Israël vandaag: ondanks alle bedreigingen aan het adres van Israël, zijn Gods beloften niet veranderd. Toen Jacob tot God bad om verlossing wist hij dat hij een mogelijke aanval van Esau niet op eigen kracht kon overleven. Daarom wendde hij zich tot God, met verzoening met zijn broer als gevolg.

God leidt Zijn volk

Hosea 12:6 vertelt aan Israël: En u, bekeer u tot uw God. Houd u aan goedertierenheid en recht, zie voortdurend uit naar uw God. Dit maakt duidelijk dat het Gods verlangen is dat Israël zich niet alleen tot Hem wendt in tijden van nood, maar dat ze altijd mogen wachten op God. Hij zal Zijn volk leiden!