Je leest of hoort over een aanslag, over de doden en gewonden. Maar je hoort weinig over de levenslange trauma’s bij nabestaanden en betrokkenen.
Op 8 januari 2017 om 13.00 uur rijdt een vrachtwagen op de drukke Arnon Hanatziv promenade in Jeruzalem met hoge snelheid in op een groep militairen. Het is geen ongeluk, maar een aanslag. Vier militairen worden gedood, zeventien raken gewond.
“We kunnen ons leven niet door terroristen laten bepalen.”
“Ik stond er ook, was er vlakbij”, vertelt de zesentwintigjarige Liz, officier in het leger. Ze leidt een medisch corps. “De eerste paar seconden dacht ik dat het een ongeluk was, maar toen werd er geschoten. Iemand uit mijn unit duwde me op de grond. Er was paniek. Gegil. Het was het allerergste dat ik ooit heb meegemaakt. De aanslag was doelbewust gericht op ons, op militairen. Dat is een hele enge gewaarwording.”
“We zijn een grote unit en onderverdeeld in groepen. Ik zit in groep twee, de doden en gewonden zaten in groep drie. We kennen elkaar allemaal. De eerste paar nachten had ik nachtmerries. Het ging maar door mijn hoofd wat er was gebeurd als ik in groep drie was ingedeeld. Ook zie ik steeds de beelden voor me.”
“Je weet niet wat er morgen gebeurt, je weet het nooit, maar we moeten verder.”
“Vanuit het leger krijgen we alle steun die we nodig hebben. Psychologen, maatschappelijk werkers. De eerste paar dagen werd er continu door de medische staf gecheckt of we in orde waren. Inmiddels is het een maand geleden. Ik heb nog steeds nachtmerries, maar het gaat wat beter met me. Hoe erg het ook klinkt, het leven gaat door.”
Een bewijs dat dat zo is, was er afgelopen week. Dana, een van de gewonde soldaten van de aanslag, werd tijdens een ceremonie tot officier benoemd. In haar rolstoel. “We kunnen ons leven niet door terroristen laten bepalen”, besluit Liz. “Je weet niet wat er morgen gebeurt, je weet het nooit, maar we moeten verder.”
Dit artikel werd geschreven door Joanne Nihom en verscheen eerder op cvi.nl
Foto boven: IDF