Historiek.net stelde een top-50 van Jiddische woorden samen, waarvan wij de 15 leukste hebben uitgekozen. En je kent ze allemaal!
De Jiddische taalkomt van ‘Joods-Duits’, gesproken door de Joodse gemeenschap. Ook in Nederland werd dit gesproken. In Amsterdam leefden voor de Tweede Wereldoorlog zo’n 79.000 Joden, met hun eigen taaltje, wijken en beroepen.
Bekijk hier: Stoere taal uit Mokum
Isreality’s Jiddische top-15
- Tof – goed
- Bolleboos – slimmerik (van ba’al haba’jit = vader van het huis)
- Gabber – vriend (van chaveer = vriend, maat, kameraad)
- Hoteldebotel – in de war, volledig van slag, stapelgek, dolverliefd
- Gein – plezier, lol (van chen = pret, behagen)
- Kapsones – hoogmoed
- Bajes – gevangenis (van bajit = huis)
- Gozer – kerel, makker (van chatan = bruidegom)
- Pleite – weg, verdwenen (van pleta = vlucht)
- ‘Alles kits?’ – kits komt (als gies) uit het Jiddisch en betekent ‘goed’.
- Stiekem – heimelijk
- Smeris – scheldwoord voor een politieagent (van shomer = wachter)
- Noppes – niets
- Gallemieze – stuk, kapot, blut. De uitdrukking ‘naar de gallemiezen gaan’ is hieraan ontleend.
- Wieberen – wegwezen, oprotten (plat Amsterdams, ontleend aan Jiddisch)