fbpx

Wat zegt God in de Bijbel over eten?

Wat zegt God in de Bijbel over eten
Deel deze post:
Lees ook:

Onder christenen is er niet veel aandacht voor het thema Voeding in de Bijbel. Best vreemd, want ons lichaam is toch een tempel van de Heilige Geest? (1 Korintiërs 6:19-20).

Het is dus belangrijk om je lichaam goed te verzorgen. Maar doe jij dat ook?

Verkeerd voedsel

De meeste producten die je in de supermarkt kunt kopen zitten vol met kunstmatige kleur- en smaakstoffen. De voedingswaarde is minimaal. Het kan allemaal best lekker zijn, maar heeft je lichaam er ook behoefte aan?

Eén van de belangrijkste oorzaken van het enorme aantal hartziekten, kankergevallen, diabetes en overgewicht is verkeerde voeding.

God is geïnteresseerd in wat Zijn kinderen eten. Hij wil dat we lang en goed leven. Vandaar ook dat eten in de Bijbel een belangrijk onderwerp is.

Zegen

Hoewel de Bijbelse voedingsvoorschriften vooral een geschenk van God aan het volk Israël zijn, zal het houden van Gods voedselwetten ook voor (de gezondheid van) niet-Joden een zegen zijn. Onder christenen is er steeds meer aandacht voor gebedsgenezing, maar Gods zorg gaat verder dan het genezen van de zieke. Hij wil de ziekte voorkomen.

Vaak wordt aan zieken een troostvolle tekst meegegeven: Ik, de Heere, ben uw Heelmeester. Maar deze tekst wordt voorafgegaan door een voorwaarde:

Als u aandachtig luistert naar de stem van de Heere, uw God, en doet wat juist is in Zijn ogen, als u Zijn geboden gehoorzaamt en al Zijn verordeningen in acht neemt, dan zal Ik geen enkele van de ziekten over u brengen die Ik over Egypte gebracht heb, want Ik ben de Heere, uw Heelmeester. – Exodus  15:26

Eten in de Bijbel

In de Bijbel wordt vaak gesproken over wat de mens wel en niet zou moeten eten.

En God zei: Zie Ik geef u al het zaaddragende gewas dat op heel de aarde is, en alle bomen waaraan zaaddragende boomvruchten zijn; dat zal u tot voedsel dienen. – Genesis 1:29

Zaaddragende planten bevatten de volgende voedselgroepen:

  • Granen, noten en peulvruchten
  • Noten en zaden
  • Aardappelen en groenten
  • Vruchten
  • Kruiden en specerijen

Als u aanzit om met een heerser te eten, let dan goed op wie u voor u hebt. Zet een mes op uw keel, als u een gulzig mens bent. Wees niet belust op zijn smakelijke gerechten, want het is bedrieglijk voedsel. – Spreuken 23:1-3

Voed me slechts met wat ik nodig heb. – Spreuken 30:8c

Daniël nu nam zich in zijn hart voor zich niet te besmetten met de gerechten van de koning of met de wijn die hij dronk: “Stel uw dienaren tien dagen op de proef, en laat men ons plantaardig voedsel geven, zodat wij dat eten, en water, zodat we dat drinken.” – Daniël 1:8-12

Daniël is hèt voorbeeld van een mens die vasthoudt aan Gods voeding en niet toegeeft aan het zogenaamde voedsel dat daarbuiten verkrijgbaar is.

Landdieren

Na de zondvloed beperkte God het voedsel van de mens niet langer tot planten. De mens kreeg toestemming om vlees te eten. God maakte aan Noach al het verschil duidelijk tussen rein en onrein vlees (Genesis 7:2; 9:3), en later nog eens uitgebreider aan Mozes.

Alle dieren die gespleten hoeven hebben, waarvan de hoef in tweeën gespleten is, en die bovendien bij de dieren horen die herkauwen, mag u eten. – Deuteronomium 14:6

De enige dieren die zowel gespleten hoeven hebben als hun voedsel herkauwen zijn de vegetarische dieren (koe, schaap, das, steenbok). Omdat ze geen vlees eten kunnen ze ook niet ziek worden van de parasieten en wormen die in het vlees en bloed van andere dieren zitten.

Bovendien zorgt hun lange spijsverteringsstelsel ervoor dat alle giftige stoffen in de tussentijd worden uitgeschakeld.

Varkens daarentegen zijn een stuk minder kieskeurig als het om eten gaat. Dat maakt ze tot dragers van vele ziekten. Van varkens is bekend dat ze zo’n 200 ziekten en 18 verschillende parasieten en wormen hebben.

Andere onreine dieren zijn bijvoorbeeld de kameel, haas, beer en de muis, maar die worden over het algemeen minder vaak of zelfs helemaal niet gegeten door de mens.

Bloed

Een dier wordt in het jodendom geslacht volgens de kosjere slachtmethode. Hierbij wordt de hals van het dier met een vlijmscherp mes doorgesneden zodat het bloed kan wegvloeien uit het dier. Dit is de Bijbelse manier van slachten (Leviticus 17:13; Deuteronomium 12:24).

Het vlees dat je in de supermarkt koopt is afkomstig van dieren die gedood zijn door middel van doodslag of een plastic kogel in hun kop. Vervolgens wordt het bloed uitgegoten, maar daarbij komt er veel bloed in de weefsels en spieren van het dier.

En dat terwijl God voorschrijft om geen bloed te eten:

Houd eraan vast geen bloed te eten, want het bloed is de ziel, en u mag niet, samen met het vlees, ook de ziel eten. U mag dat niet eten; u moet het op de aarde uitgieten als water. U mag dat niet eten, opdat het u en uw kinderen na u goed gaat, als u doet wat juist is in de ogen van de Heere. – Deuteronomium 12:23-25

Waterdieren

Er worden in de Bijbel ook specifieke voorwaarden gesteld voor dieren die in het water leven:

Dit mag u eten van alles wat in het water leeft: alles wat vinnen en schubben heeft, mag u eten. – Deuteronomium 14:9

Onreine waterdieren zijn onder meer de zwaardvis, garnaal, kreeft, krab, mosselen, oesters en slakken. Ze leven bijvoorbeeld op de bodem van de zee en eten andere dieren. Hierdoor bevatten ze grote hoeveelheden cholesterol, lood, ziekten, wormen, chemicaliën en parasieten.

Heilig

God draagt het Joodse volk in Leviticus 11:47 op om scheiding te maken tussen reine en onreine dieren en tussen dieren die gegeten mogen worden en dieren die juist niet gegeten mogen worden. God is heilig, dus is kiezen om Zijn geboden te gehoorzamen een keuze voor heiligheid.

Eén van de manieren waarop de Vader zijn liefde aan de mens laat zien, is door Zijn geboden te geven. Eén van de manieren waarop de mens z’n liefde voor Hem kan tonen, is door zich aan Zijn geboden te houden.

Wie Mijn geboden heeft en die in acht neemt, die is het die Mij liefheeft, en wie Mij liefheeft, hem zal Mijn Vader liefhebben; en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. – Johannes 14:21

Lees ook: ‘Hebben dieren een ziel?’