Eén van de geboden van de Heere Jezus is om niet te oordelen. Omdat het onderwijs in het Jodendom vaak heel praktisch is en daarmee goed aansluit op Jezus’ onderwijs, is het soms beter te kijken naar wat Joodse denkers hierover zeggen.
Rond 120 voor Christus zei Rabbi Jehosjoea ben Perachia: Oordeel iedereen met de balans doorslaand in hun voordeel.
Hij verwijst hier naar een weegschaal op een markt. Granen werden in een pannetje gegoten tot deze op gelijke hoogte stond met het gewicht aan de andere kant. Een vriendelijke verkoper zal er een beetje extra opdoen, zodat de balans in jouw voordeel doorslaat. De gedachte achter de uitspraak is dat je andermans daden gunstig afmeet.
De Heere Jezus lijkt hier op te doelen als Hij zegt: Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; Geef en aan u zal gegeven worden: een goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende maat zal men u in de schoot geven, want met dezelfde maat waarmee u meet, zal er bij u ook gemeten worden (Lukas 6:37,38).
Onthoud dat jij niet zo goed bent, en dat de wereld niet zo slecht is. – Rabbi Zev Wolf van Striko
Gelijkenis
In de Talmoed staat een gelijkenis om deze levensstijl van gunstig oordelen te illustreren.
Een man werkte drie jaar lang op het veld. Op de avond van Jom Kippoer – Grote verzoendag- ging hij naar zijn werkgever en vroeg zijn loon om dit mee te nemen naar huis, naar zijn vrouw en kinderen. De boer zei echter tegen hem: “Ik heb geen geld om aan jou te geven.”
De landarbeider protesteerde. “Maar geef me dan een deel van de gewassen die ik heb helpen groeien.” De boer reageerde: “Ik heb niets!” De knecht schreeuwde uit: “Nou, geef me dan een aantal van de schapen die ik heb helpen opgroeien!”
De boer haalde zijn schouders op en zei dat hij niets had om aan hem weg te geven. Dus pakte de arbeider zijn bezittingen op en vertrok huiswaarts met een bezwaard hart.
Na de feestdagen kwam de werkgever naar het huis van de arbeider en hij had al diens loon bij zich, en daarbovenop nog drie extra karren met geschenken. Gezamenlijk aten ze, en terwijl ze aten, vroeg de boer: “Wat dacht je toen ik je vertelde dat ik geen geld had?”
“Ik dacht dat u een koopje had gezien, en al uw geld had gebruikt om dat te kopen”, antwoorde de knecht. “En wat dacht je toen ik zei dat ik geen gewassen had?” “Ik dacht dat ze misschien allemaal waren verpacht aan anderen.” “En waaraan dacht je toen ik zei dat ik geen dieren had?”
“Ik dacht dat u die had voorbestemd voor de tempel.” De boer antwoordde hem: “Dat is precies zoals het is gegaan. Mijn zoon wilde de Schrift niet bestuderen, en de dag dat jij bij me kwam, had ik uit woede al mijn bezittingen Korban (aan God gewijd) verklaard. Maar tijdens Jom Kippoer, was ik vrijgesteld van mijn overhaaste gelofte, zodat ik je nu kan betalen. En wat jou betreft, zoals je mij gunstig hebt geoordeeld, hoop ik dat God jou gunstig zal oordelen.”
In deze gelijkenis bedenkt de knecht steeds het meest positieve antwoord op de argumenten van de boer, terwijl hij alle reden heeft om argwanend te worden. Dat is precies wat er in de Joodse traditie bedoeld wordt met gunstig oordelen: je naaste beoordelen met de weegschaal doorslaand in zijn voordeel.
In bijna elke situatie kun je goede of slechte motivaties bedenken. De manier waarop je iemands daden en woorden interpreteert bepaalt voor een groot deel hoe je op die persoon reageert. Je levenshouding wordt liefdevoller als je uitgaat van het beste in plaats van het slechtste.
Gunstig oordelen
Als je gunstig oordeelt zal je dingen denken als: “Misschien is mijn vriend wel te laat omdat hij een lekke band heeft.”
Er zijn in Israël zelfs groepen die elkaar regelmatig opzoeken om ‘gunstig te oordelen’. Ze delen alledaagse situaties en bedenken met elkaar waarom deze persoon zo handelde. Als iemand geen uitnodiging voor een bruiloft heeft gehad, zeggen ze bijvoorbeeld: “Misschien kan het stel het wel niet betalen om veel gasten uit te nodigen.”
Positief of negatief
Hoewel het zoeken naar positieve scenario’s wat gekunsteld kan overkomen, moeten we wel bedenken dat als we oordelen we precies hetzelfde doen, alleen dan in negatieve zin. Oordelen zijn vaak gebaseerd op negatieve interpretaties van iemands gedrag en woorden.
Rabbijn Telushkin brengt wel een nuance aan: Rechtvaardig oordelen betekent niet dat je naïef moet oordelen. Als iemand veel verkeerd doet, zelfs slechte dingen doet, zijn we er niet toe verplicht om onwaarschijnlijke verklaringen te zoeken om diens gedrag goed te praten. Zulke mensen gunstig bezien kan zelfs een negatieve invloed hebben op ons eigen karakter.
Paulus zei ook dat de kerk zondig gedrag onder haar leden moest oordelen: Waarom zouden we over buitenstaanders oordelen? U hoeft toch alleen te oordelen over leden van de gemeente? Over de buitenstaanders zal God oordelen (1 Korinthiërs 5:12,13).
Oordeel niet
Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt; want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u zelf geoordeeld worden; en met welke maat u meet, zal er bij u ook gemeten worden. Waarom ziet u wel de splinter in het oog van uw broeder, maar merkt u de balk in uw eigen oog niet op? Of, hoe zult u tegen uw broeder zeggen: Laat toe dat ik de splinter uit uw oog haal; en zie, er is een balk in uw eigen oog? Huichelaar, haal eerst de balk uit uw oog en dan zult u goed kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder te halen (Mattheus 7: 1-5).
Je kunt anderen niet oordelen, omdat je niet in hun hart kunt kijken.
Jezus zegt hier: Wees genadig in je oordeel, aangezien je weet dat ook jij een zondaar bent. Je kunt anderen niet oordelen, omdat je niet in hun hart kunt kijken. Het enige wat je echt kunt kennen, is je eigen zondige hart. Wees dan barmhartig, zoals ook uw Vader barmhartig is. Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden; laat los en u zult losgelaten worden (Lukas 6:36-37).
Ook de apostelen veroordelen oordelen. Over iemand anders oordelen is je de kennis en macht van God aanmeten. Daarmee roep je Gods oordeel over je af. Mensen veroordelen en bekritiseren is zo makkelijk. De duivel is goed in spotten, bekritiseren en naar beneden halen. Maar zo is God niet.
Houd dus op te oordelen en wacht de tijd af dat de Heere komt, omdat Hij het is die aan het licht zal brengen wat nu nog in het duister is. Hij zal onthullen wat de mensen heimelijk beweegt (1 Korinthiërs 4:5).
Er is maar één Wetgever en Rechter: Hij Die bij machte is te redden of in het verderf te storten. Maar wie bent u, om uw naaste te veroordelen? (Jakobus 4:12)
Geïnspireerd door een hoofdstuk uit het boek van Lois Tverberg, Wandelen in het stof van rabbi Jezus.