In deze bijbelstudie neemt dominee Henk Poot ons mee naar Johannes 1. Pak je Bijbel er maar bij en lees met ons mee!
Dit keer wil ik met jullie een stukje Bijbelstudie doen om te laten zien hoe belangrijk de achtergrond van een tekst is.
In het begin van het evangelie van Johannes, staat een tekst die tot veel misverstand heeft geleid.
Ik bedoel vers 12: ‘Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven‘. Johannes 1:12.
Als je deze woorden met een christelijke bril leest, dan denk je al gauw dat het hier gaat om Joden en Christenen; Joden hebben Jezus niet aangenomen en wij wel, dus wij zijn kinderen van God en zij niet (meer). Ze kunnen het natuurlijk wel weer worden, zoals iedereen, als ze maar in Jezus geloven.
Maar dit is niet wat Johannes bedoelt. Het gaat hier in de eerste plaats helemaal niet om ons en om Jezus. Jezus komt eigenlijk pas, als je goed leest, in vers 14 voor het eerst ter sprake.
De eeuwige Thora
Johannes is een apostel van de Joden (zie Gal.2:9) en hij begint in het begin met zijn evangelie te vertellen over iets wat voor zijn mede-Joden vanzelfsprekend is: De eeuwige Thora.
God is zo hoog en zo vol majesteit dat geen mens Zijn nabijheid verdragen kan. Dat zegt Johannes ook aan het einde; Niemand heeft ooit God gezien.
Als God zich toewendt naar de mensen, doet Hij dat door middel van het Woord, de uitdrukking van Zijn wezen en van Zijn wil. Daarin openbaart God zich.
Volgens de Joodse traditie is de Thora eeuwig en was het er dus al voor de Schepping. God heeft zelfs de wereld geschapen door middel van de Thora. God heeft ook de Thora aangeboden aan de volkeren van de wereld, met name de geboden. Maar de wereld heeft het Woord van God afgewezen.
Zo vertelt de Joodse traditie, dat toen God naar Ezau toe ging, deze aan God vroeg wat er zoal in de Thora stond. Toen de Heere zei dat een mens niet doden mag, antwoordde Ezau dat dit niet paste bij zijn manier van leven. Zijn vader Isaak had juist tegen hem gezegd dat Ezau door zijn zwaard zou leven, en dus mensen zou doden.
En zo reageerden alle volkeren. Ze bleven liever bij de wetten van hun voorouders dan dat zij Gods geboden aanvaardden. Maar de kinderen van Israël namen Gods Woord aan.
En daarover gaat het in het eerste gedeelte van Johannes. Door het Woord van God is de wereld geschapen en dit Woord is door God ook de wereld in gebracht. Het is als een licht in de duisternis gekomen en gekomen tot het Zijne (vers 10 en 11), maar het Zijne (de wereld) heeft hem niet aangenomen.
De mensen die al in God geloofden hebben dat wel gedaan; het volk dat als door een wonder geboren is, niet door de kracht van mensen maar door God. Want dat is toch de bijzondere oorsprong van Israël. Het gaat in vers 13 nog niet over de wedergeboorte, maar over de onmacht van Abram en Sarai om kinderen te verwekken en te baren.
Bij de Sinaï heeft het volk Israël de Thora aangenomen en daar wordt dan ook gezegd dat zij Gods kinderen zijn (Ex.19:6 en Deut.32:6). Eigenlijk waren ze dat al omdat het volk door God zelf geschapen is (Jes. 43:7) maar bij het aannemen van de Wet worden ze als het ware officieel als Gods heilige priestervolk en als Zijn kinderen bevestigd.
Nu wil Johannes eigenlijk zeggen: De Thora die door jullie zo geliefd is dat jullie hem op talloze manieren bezingen, die Thora, dat Woord van God is vlees geworden. Het zou dus in de eerste plaats voor jullie logisch zijn om in Jezus te geloven. Hij staat zó dicht bij jullie.
En dan zie je, dat vanaf vers 14 Jezus ter sprake komt, in wie de Zoon en de Thora volledig aanwezig zijn, hoewel hij ook het zaad van Abraham, Juda en David is. Johannes zegt letterlijk dat het Woord zijn tent, zijn tabernakel in het midden van Israël heeft opgeslagen, met een hint naar de woestijntijd.
Israël heeft uit Gods volheid, zo moet je dat lezen in vers 16, ontvangen genade op genade: Eerst de Thora en nu de vleesgeworden Thora.
Wat betekent dat verder?
En wij dan? Ja, wij worden opgeroepen om Jezus ook te aanvaarden. Dan geeft God ons als mensen uit de heidenen ook het recht om kinderen van God te worden, naast het Joodse volk. Dat betekent nogal wat voor onze houding ten opzichte van Israël.
En Israël. Nu, Jezus is dus niet gekomen om de Joden Gods kinderen te maken, alsof God met de komst van Jezus een streep zet door alles wat zij al waren. Paulus benadrukt in Romeinen 9 als eerste dat zijn volksgenoten kinderen van God zijn. De komst van de Messias heeft alles te maken met het herstel van Jeruzalem en de komst van Gods Koninkrijk. Daar wil Jezus hen op voorbereiden door al hun zonden weg te nemen en hen te laten delen in de gave van de Heilige Geest (Jer.31:31).
– Ds. Henk Poot