fbpx

BLOG / Een lekker geurtje

Deel deze post:
Lees ook:

Ik herinner me nog goed mijn vrome afwegingen toen ik voor ’t eerst orthodoxe Joden zou gaan ontmoeten in Jeruzalem. “Heer,” bad ik, “laat mij een geur van Christus zijn”. De daaraan ten grondslag liggende overweging was dat naar mijn idee de orthodoxe Joden van God los zouden leven en dat mijn levende relatie met Gods Zoon als een kostelijk parfum de door Paulus beschreven ‘jaloezie’ zou opwekken …

Om een lang verhaal kort te maken: zo denk ik niet langer. En ik zie dat als één van de belangrijkste dingen die ik van Israël heb mogen leren. Mijn vooronderstellingen klopten niet. (Dat blijkt overigens in talloze gevallen zo te zijn, dus misschien is dat alleen al een goede les: om niet te vaak op je eigen vooronderstellingen af te gaan.)

Bejampotglazenbrilde mannen

Wat wil het geval. Wij werden aan het begin van de Sjabbat uitgenodigd om mee te gaan naar de synagoge. Het bleek een wat armoedig zaaltje gevuld met in donkere kaftans gehulde, langbebaarde en bejampotglazenbrilde mannen die in het voor mij onverstaanbaar Hebreeuws hun gebeden prevelden. Kom je daar binnen in je pantalon en bloesje met je kortgeschoren koppie en zonder een woord Hebreeuws te kennen. Laat ik het zo stellen: je voelt je niet echt thuis.

Terwijl we zo de banken inschoven en ongemakkelijk lichtjes meedeinden en gingen zitten en staan wanneer dat kennelijk gebruikelijk was, om zo min mogelijk op te vallen, kreeg ik van een volkomen vreemde man een vertaald gebedenboek in handen gedrukt, opengevouwen op de juiste bladzijde en hij wees me aan wat er op dat moment gebeden wordt.

Kom je daar binnen in je pantalon en bloesje met je kortgeschoren koppie en zonder een woord Hebreeuws te kennen.

Prachtige gebeden

De eerste positieve verrassing. De Joodse gebeden zijn echt prachtig! De lof die God wordt toegebeden, de veelheid aan woorden om Gods grootheid en goedheid te beschrijven. Het liet op mij een heel sterke indruk achter dat het Joodse volk zijn naam eer aandoet en Gods lof sterk in het vizier heeft. Daar kunnen we als kerk nog wel wat van leren met al onze ‘ik-liedjes’.

Aan het einde van de ‘dienst’ hoopte ik ongezien het zaaltje uit te kunnen schuifelen, maar voordat ik me uit de voeten kon maken, werd ik aangesproken door een wildvreemde Jood, een oudere man met rood-grijzend haar die me in het Hebreeuws begon aan te spreken.

Ani lo medaber ivrit

Tsja, wat zeg je dan. Mijn Hebreeuws strekt zich gelukkig zover dat ik kan zeggen ani lo medaber ivrit (‘ik spreek geen Hebreeuws’), maar dit ontmoedigde de man niet. Er werd een Engelssprekende Jood bijgeroepen om te vertalen en die wist me duidelijk te maken wat deze aanhoudende man van me wilde.

Het duurde een momentje voordat tot me doordrong wat het geval was. Deze man nodigde me uit om met hem mee naar huis te gaan om te eten. En als we wilden logeren, was dat ook wel mogelijk. Toe maar! Ik heb m’n geheugen moeten afspeuren naar de laatste keer dat me in de kerk zoveel gastvrijheid werd aangeboden door een vreemde. Oh ja! Nooit gebeurd.

En daar kreeg Johannes’ “Het Woord is vlees geworden” plotseling betekenis. Een geweldige les!

De daaropvolgende dagen is me beetje bij beetje duidelijk geworden in het alledaagse leven en de gesprekken die ik mocht voeren met deze Joden dat mijn ‘lekkere christelijke geurtje’ maar bleek afstak bij wat ik maar – om in de luchtige stijl van deze column te blijven – eau de Messias noem die ik bij het Joodse volk heb mogen opsnuiven.

Het leven naar de Thora, het Woord van God, zoals dit bij deze Joodse mensen gebruikelijk is, maakte mij duidelijk dat zij ‘Christus’ zoals de Griekse vertaling Hem noemt, zelfs beter kennen dan ik. En daar kreeg Johannes’ “Het Woord is vlees geworden” plotseling betekenis. Een geweldige les!